Skip to main content

hoi, ik moest iets schrijven voor nederlands en dat moest minimaal 500 woorden zijn. we moesten een voorstukje (proloog) schrijven voor een boek. ik vond het een hele leuke opdracht en was dus ook snel klaar. toen ik het voor het eerst aan mijn moeder liet horen en ik stopte (het verhaal was af) zei ze ‘ja, ga door’ want ze dacht dat ik gewoon even was gestopt. toen ik zei dat het afgelopen was vond ze dat ik de rest van het boek moest schrijven. dus daar ben ik nu mee bezig en het lijkt me leuk om jullie meningen te krijgen. 

alle namen die er staan zijn gewoon van internet. en Hades is geen echte plaats (denk ik) maar ik ben er later achter gekomen dat het de god van de oorlog is (ik vond het gewoon leuk klinken).

Het verhaal: geheim van Hades 

In een klein dorpje dat niet zo bekend is woont Mees. Het dorpje heet Hades. Het was vroeger een mooi vrolijk dorpje waar iedereen op vakantie ging. Tot de nieuwe generatie kwam. Vroeger waren er ook wel problemen in het dorp maar toen kende iedereen elkaar en sprak je elkaar er zo op aan. Maar de nieuwe generatie en vooral de jongens trekken zich nergens meer iets van aan. 

Het gaat slecht met Hades. Gebouwen worden gesloopt, winkels worden beroofd en nog vele meer dingen. De volwassenen zijn er klaar mee en de politie kan niets meer doen. Maar er gebeuren sinds kort hele rare dingen. Als er een winkel wordt beroofd dan verdwijnt een bewoner van Hades. Of die bewoner er nou iets mee te maken heeft of niet. Ook de vrienden van Mees vernielen dingen. Mees zelf die durft het niet. Hij weet niet wat er gebeurt met de mensen die verdwijnen of waar ze heen gaan, maar hij weet dat ze verdwijnen. Hij merkt ook dat juist de geliefden van de mensen die dingen vernielen verdwijnen. Zijn vriend woont bij hem thuis omdat zijn ouders zijn verdwenen. En ook ziet hij op sociaal media verzoeken om bij iemand in te trekken om dat de ouders weg zijn. De ouders van Mees hebben ook al een verzoek geplaatst of iemand voor hem kan zorgen als Mees zijn ouders verdwijnen. 

Zoals zo vaak beginnen de ouders van Mees weer het gesprek over een verblijf regelen als zij er niet meer zijn. En zoals altijd vindt Mees dat ze overdrijven. 

‘Maar jullie verdwijnen niet’ zegt Mees ‘ik zou jullie nooit wat laten overkomen.’ 

Maar zoals zo vaak willen zijn ouders niet luisteren. Mees wordt boos en stormt naar buiten. 

‘Ik ben er klaar mee met al dat gezeur van hun’, zegt hij tegen zichzelf. Hij hoort wat achter zich en draait zich snel om. Niks te zien. Maar hij durft te zweren dat hij wat had gehoord. ‘Het zal wel een grap zijn van zijn vrienden.' Dacht Mees. Dus hij loopt weer verder naar zijn clubhuis waar hij verwacht niemand te zien. Maar tot zijn verbazing zat iedereen al op hem te wachten. Omdat Mees al in een slechte bui is breekt hij los. 

'WAAROM ACHTERVOLGEN JULLIE MIJ’ schreeuwt hij. 

De rest kijkt hem vragend aan. Niemand heeft hem achtervolgd. Ze zaten allemaal een kaart spel aan het spelen en konden daar niemand bij missen. Mees begint nu echt kwaad te worden. 

‘Als het niemand van jullie is wie zou het dan moeten zijn’ schreeuwt Mees. 

Niemand weet wat ze daarop moeten zeggen. Nu pas dringt het tot Mees door dat zijn vrienden echt van niks weten. ‘Jullie weten echt van niks?’ vraagt Mees. Iedereen schut nee. Mees begint rood te worden en mompelt een sorry.  

'wat was het plan voor vandaag?’ vraagt Mees om op een ander onderwerp te komen. 

De rest legt uit dat ze naar het bos wouden kijken of daar wat de doen was. Ze gaan dus naar het bos toe. Maar weer heeft Mees het gevoel dat hij wordt bekeken. Hij draait zich om en valt bijna van zijn fiets. Weer niets te zien. Hij begint zich nu echt zorgen te maken. ‘Is het wel zo'n goed idee om naar het bos te gaan?’ vraagt Mees. ‘Hoezo ben je bang dan?’ vraagt een van z'n vrienden. 'Nee natuurlijk niet’ liegt Mees. Met tegenzin volg Mees de rest naar het bos. Zodra ze daar zijn heeft Mees het gevoel dat hij wordt bekeken. Hij draait zich weer om en dit keer ziet hij snel iets wegschieten. 

'Hey jongens', zegt Mees 'Ik bedenk me net dat ik nog naar huis moest wat doen.’ 

De rest vindt het wel oké en laten hem verder met rust. Zodra Mees niet meer in zicht is van zijn vrienden begint hij te rennen naar de bosrand. Weer merkte hij dat hij niet alleen was. Hij hoorde weer voetstappen. Ineens blijft hij staan. En hoort de achtervolger nog een stap zetten voordat hij zich omdraait. Weer niks te zien. Hij ziet wel voetstappen in de grond. Hij kijkt of die niet van hem zijn. Er waren de voetstappen die in de richting gingen van zijn vrienden en een vreemde vorm. Hij wist dat het niets goed was. Hij hoorde achter zich iets ritselen. Hij draaide zich om en liep richting het geluid. Voor hij het wist was het donker. Hij probeerde te schreeuwen maar er zat iets in zijn mond. Waar is hij? 

 

Hoofdstuk 1 

Het begint laat te worden en de vrienden van Mees beginnen 1 voor 1 naar huis te gaan. Zodra de laatste weg bij de bosrand is merkt hij dat er 2 fietsen liggen. 1 van hemzelf en 1 van Mees. Maar Mees is al uren geleden weggegaan. Carter besluit de rest te bellen om te vragen of ze kunnen komen. Bijna iedereen kan komen dus wacht hij op de mensen die wel kunnen komen. Zodra iedereen er is dan begint hij meteen want er is geen tijd te verliezen. 'Mees is verdwenen’ zegt hij. Iedereen begint te lachen. David zegt happend naar adem: ‘Wat een goeie grap’. 

'Wat!’ zegt Carter. ‘Mees is waarschijnlijk in gevaar en jullie denken dat het een grap is?’ 

Iedereen begint ongemakkelijk te worden. Wat als het geen grap is. 

'Je meent het echt?’, vraagt David. 

'Ja’ zegt Carter een beetje in paniek. ‘En wij staan hier te praten terwijl Mees dood kan zijn!’ 

Iedereen kijkt elkaar vragend aan wachtend op een opdracht. 

‘En wat kunnen wij nu doen?’, vraagt Tom. 

Daar weet Carter geen antwoordt op. Hij heeft nog niet aan een oplossing gedacht. Eerst moest hij het iedereen melden. Toch? 

Ondertussen begint Mees ook rustig te worden. Even alles op een rijtje zetten. Goed waar is hij? Hij probeert rond te kijken maar zijn hoofdpijn maakt het niet beter. Hij weet dus dat hij of is gevallen of een harde mep op zijn hoofd heeft gekregen. Misschien kan hij rondlopen. Hij probeert zijn voeten te bewegen maar die zitten vast. Hij probeert zijn handen te bewegen. ‘Auw’, schreeuwt Mees. Hij heeft zich aan iets opengehaald. Een deur. Zouden ze Mees gehoord hebben? Snel doet hij alsof hij bewusteloos is. Hij hoort een stem zeggen dat het vast een muis is geweest. ‘Een muis!’ denkt Mees. Hij is heel bang voor muizen. Had hij dat ding maar niet uit zijn mond gespuugd. Dan had hij nu niet hard geschreeuwd. Mees knijpt zijn ogen dicht omdat hij bang is voor wat er gaat komen. 

‘Zo er is ook iemand wakker’, zegt de stem. Mees is te bang om te reageren. Hij knikt alleen maar. Maar al gauw beseft hij dat het te donker is om het te zien dus verzamelt hij zijn moed en zegt: ‘ik ben niet bang voor jullie.’ Mees is eigenlijk doodsbang maar hij weet niet wat er gebeurt als hij het toegeeft. 'wie zijn jullie?’ vraagt Mees onzeker. 

‘Als we dat gaan vertellen is de pret er af’ zegt de stem om een enge manier. 

Mees probeert het nog een keer met iets meer kracht in zijn stem ‘Wie zijn jullie!’  

Dit keer was het meer een opdracht om het te zeggen dan een vraag. 

‘Jij bent net als de rest, zo onbeleefd’ zegt de stem. 

Mees moest even denken daarover. Onbeleefd denkt hij. Ik kan me niet herinneren wanneer ik voor het laatst wat verkeerd of onbeleefdst heb gedaan. 

‘Hoezo ben ik onbeleefd dan?’ vraagt Mees. 

De stem geeft daar geen antwoord op. 'Denk zelf maar eens na’ zegt de stem. Mees denkt en denkt maar weet echt niks. Van hoever Mees weet doet hij nooit wat fout. 

‘Weet je het al?’ vraagt de stem. 'Laat ik je helpen.’ 

Hij pakt het mobieltje van Mees van een tafel. 

‘Hé, die is van mij. Geef terug’ roept Mees en hij probeert het te pakken zonder succes. ‘Laten we eerst even kijken wat er allemaal op staat’ zegt de stem. 

Hij opent de berichten van Mees en leest ze voor. 

‘Gisteren’ zegt de stem alsof hij iets belangrijks wil aankondigen. 

'Gisteren heb je heel veel bezorgde berichten gekregen van je moeder. Wil je dat ik ze voor lees?’  

'Nee, niet doen’ schreeuwt Mees maar het was al te laat en de stem was al begonnen. 

‘Mees waar ben je? Je moet allang thuis zijn. Als je nu niet thuis komt gaan we je halen. Dat was gister.’ zegt de stem. 

‘Stop alsjeblieft’ zegt Mees. 

‘Je kent het woord alsjeblieft. Kan je ook vertellen waarom ik moet stoppen?’ zegt de stem. 

‘Ik schaam me ervoor’ mompelt Mees. 

‘Ik hoorde het niet’ zegt de stem treiterend. 

Mees begint boos te worden en zegt: ‘Ik herhaal het als jullie vertellen wie jullie zijn’ 

De stem geeft een seintje naar iemand bij de deur die Mees niet kan zien om de lampen aan te zetten. 

‘Jij’ zegt Mees in verbazing. 

 

Hoofdstuk 2 

De jongens fietsen snel naar hun clubhuis. Eenmaal aangekomen zijn ze allemaal buiten adem. 

‘De volgende keer spreken we gelijk hier af’ zegt Jip buiten adem. 

Ook Jake komt eraan met zijn eigen fiets en die van Mees. 

‘Ik dacht dat er misschien wel aanwijzingen aan konden zitten’ zegt Jake onzeker. 

‘Oké, nu moeten we een plan bedenken en even taken verdelen’ zegt Carter. ‘Heeft iemand een plan?’ 

Iedereen blijft stil en kijkt elkaar aan. Niemand heeft een plan om Mees te vinden en als hij is gevonden hem terugbrengen. 

‘Misschien kunnen we beter even wachten tot morgen’ oppert Tom. 

Iedereen stemt in en ook Carter denkt dat het beter is. Ze gaan naar huis en wachten op morgen. 

‘Hey, jij bent laat thuis’ zegt de moeder van Carter ‘Was het leuk met je vrienden? 

‘Ja, het was wel leuk’ zegt Carter vermoeid. Hij gaat gelijk naar bed maar kan niet slapen. Er gaan te veel vragen door zijn hoofd. Wat als Mees echt ontvoerd is? Of wat als hij nu dood is? Hij besluit te slapen maar heeft continu nachtmerries over wat Mees nu misschien wel moet meemaken. 

Mees wordt ook weer wakker. Hij is totaal ergens anders dan eerst. Hij wil overeind komen maar gaat gelijk weer liggen zodra er een pijnlijke steek in zijn hoofd even alles overneemt. 

‘Kunnen ze niet stoppen met mij bewusteloos slaan’ kreunt Mees. 

Toch nog maar een keer proberen te gaan zitten. Met veel kreunen lukt het. Nu gaan staan. 

‘Oke, 1,2,3 en omhoog’ 

 

het is nog niet klaar en dit is ongeveer het midden/begin van hoofdstuk 2. ik ga sowieso verder schrijven maar ben benieuwd wat jullie ervan vinden.

Wat mooi @ikweethetnietmeer2009! Gelijk al spannend en ik wilde graag doorlezen!

Ik moet nu gaan, dus daarom wordt mijn reactie niet zo lang.

 

Liefs,

         M.


Hey!  Het is heel spannend en ik wil graag ook doorlezen en weten hoe het verder gaat. Je hebt het boeiend geschreven! Echt een spannend verhaal! 

Liefs Tover xxx


ik ben 588 woorden verder en het wordt echt spannend nu. ik weet niet zeker of ik het er al in moet zetten of dat ik eerst het hoofdstuk af moet maken. wat willen jullie?


Reageer